meevloog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·vloog

Werkwoord

vervoeging van
meevliegen

meevloog

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meevliegen
    • ... dat ik meevloog. 
    • ... dat jij meevloog. 
    • ... dat hij, zij, het meevloog.