meeviert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·viert

Werkwoord

vervoeging van
meevieren

meeviert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meevieren
    • ... dat jij meeviert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meevieren
    • ... dat hij meeviert. 

Gangbaarheid