meevierden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·vier·den

Werkwoord

vervoeging van
meevieren

meevierden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van meevieren
    • ...dat wij meevierden. 
    • ...dat jullie meevierden. 
    • ...dat zij meevierden. 

Gangbaarheid