meeverzekert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·ver·ze·kert

Werkwoord

vervoeging van
meeverzekeren

meeverzekert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meeverzekeren
    • ... dat jij meeverzekert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meeverzekeren
    • ... dat hij meeverzekert. 

Gangbaarheid