Naar inhoud springen

meesterde

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 13 mei 2017 om 03:39 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *mees·ter·de {{-verb-|0}} {{ovt-enk|meest...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • mees·ter·de
vervoeging van
meesteren

meesterde

  1. enkelvoud verleden tijd van meesteren
    • Ik meesterde. 
    • Jij meesterde. 
    • Hij, zij, het meesterde.