meesterde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mees·ter·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
meesteren |
meesterde
- enkelvoud verleden tijd van meesteren
- Ik meesterde.
- Jij meesterde.
- Hij, zij, het meesterde.
- Ik meesterde.
vervoeging van |
---|
meesteren |
meesterde