meedreven

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·dre·ven

Werkwoord

vervoeging van
meedrijven

meedreven

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van meedrijven
    • ...dat wij meedreven. 
    • ...dat jullie meedreven. 
    • ...dat zij meedreven.