meebetaalde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·be·taal·de

Werkwoord

vervoeging van
meebetalen

meebetaalde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meebetalen
    • ... dat ik meebetaalde. 
    • ... dat jij meebetaalde. 
    • ... dat hij, zij, het meebetaalde. 
  2. verbogen vorm van meebetaald, voltooid deelwoord van meebetalen