Naar inhoud springen

meanderde

Uit WikiWoordenboek
Versie door DifoolBot (overleg | bijdragen) op 25 feb 2016 om 15:39 (audio nld, IPA nld)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • me·an·der·de
vervoeging van
meanderen

meanderde

  1. enkelvoud verleden tijd van meanderen
    • Ik meanderde. 
    • Jij meanderde. 
    • Hij, zij, het meanderde.