Naar inhoud springen

materialiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·te·ri·a·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
materialiseren

materialiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van materialiseren
    • Jij materialiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van materialiseren
    • Hij materialiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van materialiseren
    • Materialiseert! 

Gangbaarheid