maskeerden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: maskeerden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- mas·keer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
maskeren |
maskeerden
- meervoud verleden tijd van maskeren
- Wij maskeerden.
- Jullie maskeerden.
- Zij maskeerden.
- Wij maskeerden.