marl
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- marl
Werkwoord
vervoeging van |
---|
marlen |
marl
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marlen
- Ik marl.
- gebiedende wijs van marlen
- Marl!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marlen
- Marl je?
Gangbaarheid
- Het woord marl staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.