maaide
Uiterlijk
- maai·de
vervoeging van |
---|
maaien |
maaide
- enkelvoud verleden tijd van maaien
- Ik maaide.
- Jij maaide.
- Hij, zij, het maaide.
- Ik maaide.
- Het woord maaide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
maaien |
maaide