lunaparkjes

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lu·na·park·jes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de lunaparkjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord lunapark
    • De Sinksenfoor is trouwens ook zoiets waar ik al van sinds mijn jeugd naartoe ga. Er zijn al wel eens jaren overgeslagen geweest, maar meestal probeer ik er toch telkens eens even naartoe te gaan. Al is het maar om eens smoutebollen te smullen en een spelletje te gaan spelen in één van de lunaparkjes daar. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen