losrukt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·rukt

Werkwoord

vervoeging van
losrukken

losrukt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losrukken
    • ... dat jij losrukt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losrukken
    • ... dat hij losrukt.