loofde
Uiterlijk
- loof·de
vervoeging van |
---|
loven |
loofde
- enkelvoud verleden tijd van loven
- Ik loofde.
- Jij loofde.
- Hij, zij, het loofde.
- Ik loofde.
- Het woord loofde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
loven |
loofde