lokaliseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lo·ka·li·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
lokaliseren

lokaliseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van lokaliseren
    • Ik lokaliseerde. 
    • Jij lokaliseerde. 
    • Hij, zij, het lokaliseerde.