liefkoost

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lief·koost

Werkwoord

vervoeging van
liefkozen

liefkoost

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van liefkozen
    • Jij liefkoost. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van liefkozen
    • Hij liefkoost. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van liefkozen
    • Liefkoost!