lepte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lep·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
leppen |
lepte
- enkelvoud verleden tijd van leppen
- Ik lepte.
- Jij lepte.
- Hij, zij, het lepte.
- Ik lepte.
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /lɛptɛ/
Woordafbreking
- lep·te
Zelfstandig naamwoord
lepte