lego
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
![]() |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- le·go
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Deens, in de betekenis van ‘kinderspeelgoed’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
legoën |
lego
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van legoën
- Ik lego.
- gebiedende wijs van legoën
- Lego!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van legoën
- Lego je?
Gangbaarheid
- Het woord lego staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "lego" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
legar |
lego
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van legar
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 4
- Werkwoordsvorm in het Spaans