langsliep

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • langs·liep

Werkwoord

vervoeging van
langslopen

langsliep

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van langslopen
    • ... dat ik langsliep. 
    • ... dat jij langsliep. 
    • ... dat hij, zij, het langsliep.