langsliep
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- langs·liep
Werkwoord
vervoeging van |
---|
langslopen |
langsliep
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van langslopen
- ... dat ik langsliep.
- ... dat jij langsliep.
- ... dat hij, zij, het langsliep.
- ... dat ik langsliep.