lachten
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lach·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
lachen |
lachten
- meervoud verleden tijd van lachen
- Wij lachten.
- Jullie lachten.
- Zij lachten.
- Wij lachten.