krassel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kras·sel
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
krasselen |
krassel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krasselen
- Ik krassel.
- gebiedende wijs van krasselen
- Krassel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krasselen
- Krassel je?
Gangbaarheid
- Het woord krassel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.