kortsloten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kort·slo·ten

Werkwoord

vervoeging van
kortsluiten

kortsloten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van kortsluiten
    • ...dat wij kortsloten. 
    • ...dat jullie kortsloten. 
    • ...dat zij kortsloten.