kookten uit
Uiterlijk
- Geluid: kookten uit (hulp, bestand)
- kook·ten uit
vervoeging van |
---|
uitkoken |
kookten (...) uit
- meervoud verleden tijd van uitkoken
- Wij kookten uit.
- Jullie kookten uit.
- Zij kookten uit.
- Wij kookten uit.
- Het woord kookten uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.