koeioneerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koei·o·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
koeioneren

koeioneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van koeioneren
    • Ik koeioneerde. 
    • Jij koeioneerde. 
    • Hij, zij, het koeioneerde.