koeioneer
Uiterlijk
- koei·o·neer
vervoeging van |
---|
koeioneren |
koeioneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koeioneren
- Ik koeioneer.
- gebiedende wijs van koeioneren
- Koeioneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koeioneren
- Koeioneer je?