knuste

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knus·te

Bijvoeglijk naamwoord

knuste

  1. verbogen vorm van de overtreffende trap van knus


Noors

Woordafbreking
  • knus·te
Naar frequentie 2762

Bijvoeglijk naamwoord

knuste, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van knust

knuste, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van knust

Werkwoord

knuste

  1. verleden tijd van knuse


Nynorsk

Woordafbreking
  • knus·te

Bijvoeglijk naamwoord

knuste, m /v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van knust

knuste, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van knust

Werkwoord

knuste

  1. verleden tijd van knusa

Werkwoord

knuste

  1. verleden tijd van knuse