knispert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knis·pert

Werkwoord

vervoeging van
knisperen

knispert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knisperen
    • Jij knispert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knisperen
    • Hij knispert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van knisperen
    • Knispert!