klonken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- klon·ken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
klinken |
klonken
- meervoud verleden tijd van klinken
- Wij klonken.
- Jullie klonken.
- Zij klonken.
- Wij klonken.
- ▸ Ik accepteerde de naam direct en we klonken met onze glazen cola om het te vieren.[1]
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers