kleineerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kleineerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- klei·neer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kleineren |
kleineerde
- enkelvoud verleden tijd van kleineren
- Ik kleineerde.
- Jij kleineerde.
- Hij, zij, het kleineerde.
- Ik kleineerde.