klaploopten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: klaploopten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- klap·loop·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
klaplopen |
klaploopten
- meervoud verleden tijd van klaplopen
- Wij klaploopten.
- Jullie klaploopten.
- Zij klaploopten.
- Wij klaploopten.