kissebist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kis·se·bist

Werkwoord

vervoeging van
kissebissen

kissebist

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kissebissen
    • Jij kissebist. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kissebissen
    • Hij kissebist. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kissebissen
    • Kissebist!