kippoer
Nederlands
Uitspraak
- IPA: / ˈkɪpur / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- kip·poer
Woordherkomst en -opbouw
- van Asjkenazisch Hebreeuws כִּיפּוּר zn (kippoer) "dag" [1]
Zelfstandig naamwoord
- (Jiddisch-Hebreeuws) verzoening (alleen in onderstaande verbindingen)
Typische woordcombinaties
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'kippoer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.