kentekent
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ken·te·kent
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kentekenen |
kentekent
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kentekenen
- Jij kentekent.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kentekenen
- Hij kentekent.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kentekenen
- Kentekent!