kapitaliseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·pi·ta·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
kapitaliseren

kapitaliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapitaliseren
    • Jij kapitaliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapitaliseren
    • Hij kapitaliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kapitaliseren
    • Kapitaliseert!