kanonneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·non·neert

Werkwoord

vervoeging van
kanonneren

kanonneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kanonneren
    • Jij kanonneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kanonneren
    • Hij kanonneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kanonneren
    • Kanonneert!