Naar inhoud springen

kandelaart

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kan·de·laart

Werkwoord

vervoeging van
kandelaren

kandelaart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kandelaren
    • Jij kandelaart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kandelaren
    • Hij kandelaart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kandelaren
    • Kandelaart!