kandelaart
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kandelaart (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kan·de·laart
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kandelaren |
kandelaart
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kandelaren
- Jij kandelaart.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kandelaren
- Hij kandelaart.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kandelaren
- Kandelaart!