kampeerden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kampeerden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kam·peer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kamperen |
kampeerden
- meervoud verleden tijd van kamperen
- Wij kampeerden.
- Jullie kampeerden.
- Zij kampeerden.
- Wij kampeerden.