kaltstelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kalt·stelt

Werkwoord

vervoeging van
kaltstellen

kaltstelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaltstellen
    • ... dat jij kaltstelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaltstellen
    • ... dat hij kaltstelt. 

Gangbaarheid