kalibreert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·li·breert

Werkwoord

vervoeging van
kalibreren

kalibreert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalibreren
    • Jij kalibreert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalibreren
    • Hij kalibreert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kalibreren
    • Kalibreert!