kajakt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·jakt

Werkwoord

vervoeging van
kajakken

kajakt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kajakken
    • Jij kajakt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kajakken
    • Hij kajakt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kajakken
    • Kajakt! 

Gangbaarheid