kaaidraaiers

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaai·draai·ers
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de kaaidraaiersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kaaidraaier
    • Terstond kwamen nu ook van de kust ettelijke ‘kaaidraaiers’ met veel ijver op ons schip toeroeien. Dit zijn lange booten, met drie tot vier Maleiers bemand, beladen met kokosnoten, ananas, bananen, eieren, hoenders enz., - artikelen, welke de slimme inboorlingen aan passagiers en volk der voorbijvarende schepen ontzettend duur verkoopen en die altijd gretigen aftrek vinden. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen