jouïsseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jou·is·seert

Werkwoord

vervoeging van
jouïsseren

jouïsseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jouïsseren
    • Jij jouïsseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jouïsseren
    • Hij jouïsseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van jouïsseren
    • Jouïsseert! 

Gangbaarheid