jointje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- joint·je
Zelfstandig naamwoord
het jointje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord joint
- ▸ Ik kookte wat pasta terwijl zij een jointje opstak. We hadden allebei onze trailfamilie verlaten en genoten nu van het alleen lopen, lekker overzichtelijk, zonder drama’s en gedoe.[1]
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers