joel uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • joel uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitjoelen

joel (...) uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjoelen
    • Ik joel uit. 
  2. gebiedende wijs van uitjoelen
    • Joel uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjoelen
    • Joel je uit? 

Gangbaarheid