italianiseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ita·li·a·ni·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
italianiseren |
italianiseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van italianiseren
- Ik italianiseer.
- gebiedende wijs van italianiseren
- Italianiseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van italianiseren
- Italianiseer je?