Naar inhoud springen

inzwelgt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·zwelgt

Werkwoord

vervoeging van
inzwelgen

inzwelgt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzwelgen
    • ... dat jij inzwelgt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzwelgen
    • ... dat hij inzwelgt. 

Gangbaarheid