inwachtte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·wacht·te

Werkwoord

vervoeging van
inwachten

inwachtte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inwachten
    • ... dat ik inwachtte. 
    • ... dat jij inwachtte. 
    • ... dat hij, zij, het inwachtte. 

Gangbaarheid