Naar inhoud springen

invocht

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 12 jul 2017 om 16:12 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *in·vocht {{-verb-|0}} {{ovt-enk-bijz|inve...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • in·vocht
vervoeging van
invechten

invocht

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van invechten
    • ... dat ik invocht. 
    • ... dat jij invocht. 
    • ... dat hij, zij, het invocht. 
vervoeging van
invochten

invocht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invochten
    • ... dat ik invocht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invochten
    • ... dat jij invocht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invochten
    • ... dat hij invocht.